|
||||||||
|
Het is nauwelijks te bevatten, hoe het komt dat de naam van Fabrizio Piepoli niet meer bekendheid geniet in onze regionen: de man is namelijk al een kwarteeuw actief in een aantal interessante projecten, zoals La Cantiga de la Serena en Ghibli, hij stond aan de zijde van Lucilla Galeazzi en Bobby McFerrin, zong de “Stabat Mater” van Arvo Part, doceert aan de meest prestigieuze Italiaanse muziekscholen en is met deze “Maresia” aan zijn derde soloplaat toe. In dit geval betekent “solo” echt wel “solo”, want Fabrizio zong en speelde werkelijk alles zelf in, van gitaar en saz tot oud, basgitaar, daf en shruti-box en nog enkele nóg minder bekende instrumenten. “Maresia” zou je naar het Nederlands kunnen vertalen als “zeeschuim”, de fijne druppeltjes die vrijkomen als het water van de zee tegen de rotsen aan knalt. De plaat bevat tien nummers, waarvan de helft uit de Italiaanse traditie komt en dus aan de tarantella refereert, terwijl de andere helft nieuwe composities zijn. Drie daarvan komen uit de pen van Piepoli zelf en ze vormen het begin (“Maresia”), het middenrif (“Sair”) en het einde (‘Tetuan”) van de plaat, waarmee Piepoli op subtiele wijze aangeeft dat dit echt wel zijn plaat is en dat wat erbij komt ter ondersteuning dient van zijn eigen project, maar hem niet belet eer te betuigen aan de groten uit de Mediterrane muziek, zoals Amalia Rodrigues, van wie we de “Ave Maria Fadista” kennen, die hier als derde track voorkomt. Net daarvoor horen we “Melagranada Ruja”, van de hand van de Sardijnse en veel te jong gestorven zangeres Marisa Sannia, van wie ik u de plaat “Rosa de Papel” niet voldoende kan aanbevelen. Bij de traditionele nummers herkennen we “Ninna Nanna di Carpino”, dat ooit door Eugenio Bennato voor de eeuwigheid bewaard werd. “Occhi de Monachella”, ooit bekend via Danilo Montenegro, was de voorbije zomer zowel in Frankrijk als in Italië veelvuldig op de radio te horen en het is typerend voor de positie die Piepoli vandaag in de Italiaanse populaire muziek bekleedt: hij zwemt heen en weer tussen mannelijke en vrouwelijke stemmen, tussen Oost en West, tussen traditie en moderniteit en tussen Arabisch en Italiaans. Hij hopt daarbij van de ene taal in de andere alsof het hem geen moeite kost en toont zo aan dat hij met beide voeten heel stevig op de grond staat, zij het dat die grond niet steevast op dezelfde plaats hoeft te liggen. Dit is dus een folkplaat van de heel moderne soort, zoals wij ze hier graag mogen horen: ze getuigt van een wereld in beweging en van de mens die een plaats voor zichzelf zoekt in die fluïde, steeds veranderende wereld. Als je die zoektocht vorm weet te geven, zoals Piepoli dat doet, dan ben je een heel goot artiest en deze plaat is, wat mij betreft, dan ook een duidelijk hoogtepunt inde carrière van een man, die veel en veel meer bekendheid zou mogen en moeten genieten! (Dani Heyvaert)
|